www.
msebel.
nl
ENGLISH TENSES CHART (ACTIVE)
Tense
(tijd)
Signal
words
(aanwijswoorden)
Use
(gebruik)
Form
(vorm)
Affirmative
(bevestigend)
Negative
(ontkennend)
Interrogative
(vragend)
present
simple
simple
present
-every
day
week...
More
www.
msebel.
nl
ENGLISH TENSES CHART (ACTIVE)
Tense
(tijd)
Signal
words
(aanwijswoorden)
Use
(gebruik)
Form
(vorm)
Affirmative
(bevestigend)
Negative
(ontkennend)
Interrogative
(vragend)
present
simple
simple
present
-every
day
week
month
year
- sometimes
- always
- often
- usually
- seldom
- regularly
- never
- etc.
- iets is
altijd,
nooit,
regelmatig,
het geval
- gewoontes
- feiten
- roosters
- dienstregeling
hele w.
w
I work.
He works.
I go
She goes.
I don’t work.
He doesn’t work.
I don’t go.
She doesn’t go.
Do I work?
Does he work?
Do I go?
Does she go?
Let op:
he…….
she +s
it ….
(shit-regel)
LET OP:
Ontkenningen
maak je met
behulp van:
don’t / doesn’t
bij doesn’t komt er
geen s meer
achter het
werkwoord
LET OP:
Vragen maak je
met behulp van:
do / does
bij does komt er
geen s meer
achter het
werkwoord
present
continuous
present
progressive
- (right) now
- at the
moment
- look
Less